Tom Coronel: ‘Van alleen maar racen raak ik hersendood’.

In Autovisie verscheen twee weken geleden mijn interview met Tom Coronel. Dat nummer is inmiddels uit de winkels, voor de liefhebbers is het nu ook hier te lezen. Veel plezier!

Krijg je zijn voicemail, dan hoor je: ‘Spreek vooral niets in, want ik ben erg slecht in het afluisteren.’ Een manager is niet aan hem besteed, Tom Coronel regelt zijn vele, vele zaakjes zelf wel. Hoe hij dat doet is voor velen een raadsel. Wat drijft deze alleskunner?

© House of TXT

Hij heeft webwinkels in barbecues, kinderzitjes, plasma tv’s, sneeuwkettingen en espressoapparaten en ongeveer twintig man in dienst. Ook is hij mede-eigenaar van een kartbaan, hij coacht jong racetalent, geeft lezingen en is medepresentator van AutoXperience en Wheels on 7. Maar bovenal is Tom Coronel een uitstekende coureur die zijn Seat onlangs weer als eerste over de finish stuurde tijdens een race in het WTCC kampioenschap. Tussendoor schreef hij ook nog even het ronderecord van de Nürburgring op zijn naam met een Dodge Viper. Ondanks alle drukte is er bij hem altijd tijd voor een praatje en een dolletje. Het lijkt wel of Toms dagen uit 48 in plaats van 24 uren bestaan. Zit hij soms aan de speed? Wil hij altijd maar aardig gevonden worden? Of is zijn tweelingbroer Tim stand-in op megadrukke dagen?

Tom: “Het is absoluut wel voorgekomen dat Tim handtekeningensessies en dergelijke in mijn plaats deed. Ik schuif veel aan hem door. Maar eigenlijk leef ik juist heel gemakkelijk want alles wat ik doe, vind ik leuk. Ik zie het niet als werk, het is geen verplichting. Dus word ik er niet moe van.”
Tom noemt zichzelf van nature onrustig, zijn gedachten staan nooit stil. Maar van ADHD, een hyperactiviteitstoornis waaraan menigeen tegenwoordig lijkt te lijden, wil hij niets horen. Tom: “Ik vind het gewoon zonde van mijn tijd om niets te doen. Mensen die vissen begrijp ik niet. Dan kun je net zo goed dood zijn. En ja, mijn manier van doen gaat wel eens gepaard met wat minder slaap en afspraken die hectisch verlopen. Dat is dan maar zo. Het komt denk ik door hoe mijn moeder – ze is in 1993 overleden – was en leefde. Ze hield ons altijd voor dat we maar één keer leven en dat we er het maximale uit moeten halen. Dat advies heb ik ter harte genomen.”
Geld is naar zijn eigen zeggen ook niet de drijfveer. Wat hij heeft, gebruikt hij en hij gaat er niet bovenop zitten want, “euro’s zijn geen eitjes waar kuikens uitkomen”. Toch is het voor Tom ook gewoon noodzaak om zich met andere zaken dan het racen bezig te houden. Hij zegt: “Een stoel staat ook niet op een poot. Als je alleen maar autocoureur bent, ben je veel te afhankelijk. Je hebt een contract tot de laatste race en als die gereden is, begint het hele spelletje opnieuw. Ik voelde me daar vroeger slecht bij. De eyeopener kwam in 2001 toen mijn Formule 1 verhaal niet doorging. Daar was ik zo ziek van dat ik een tijdlang helemaal klaar was met de autosport. Ik walgde ervan, kon er niet naar kijken, wilde er niets meer mee te maken hebben. Ik was echt kwaad op mijn lievelingssport. Waarom was het nou niet gelukt terwijl 80% van de F-1 rijders niet eens kan tippen aan mijn CV? Ik ben er nog steeds niet achter, maar ik heb mijn leven toen wel omgegooid en ben meer dingen los van de autosport gaan doen.”

Het zit in Toms natuur om nieuwe plannetjes te smeden. “Ook toen het in 1997 supergoed ging met racen in Japan, verzon ik allerlei zaakjes waar ik me in kon begeven,” zegt hij. “Dan zeiden mijn racemaatjes: ‘Wat maak je je druk, je bent toch coureur?’ Dan zei ik: ‘Als ik alleen maar race, raak ik hersendood.’ Want in feite doe ik op het circuit nog steeds hetzelfde kunstje als toen ik in 1991 Citroën AX kampioen werd. Dat is namelijk gewoon: laat remmen, hard de bocht in, vroeg op het gas en net als twintig andere randdebielen zorgen dat je als eerste over die streep komt. Dat spelletje begrijp ik inmiddels wel. En of ik dat nou doe in een Formule 1 wagen, een tourwagen of een kart, het maakt niets uit. Ik wil gewoon méér doen.”
Tom vindt de autosport een eenzame wereld. Hij vertelt: “Je bent voortdurend in contact met dezelfde mensen die bij hetzelfde circus zitten. En of dat circus nou Renz, Boltini of het Russisch staatscircus heet, het maakt geen donder uit. Want het blijft een circus dat over de wereld reist en waarvan je een klein onderdeeltje bent. Meer is het niet. Op maandag na de race feliciteert iedereen je, maar op dinsdag weet bijna niemand meer dat je won. Het heeft geen enkele waarde.”

Hij noemt het één groot, klef cliché, maar iets dat wel veel waarde heeft voor Tom, is zijn gezin. Met zijn partner Paulien Zwart en dochtertje Carmen bewoont hij een boerderij in Eemnes. Tom: “Ik ben altijd een wilde jongen geweest, maar op het moment dat ik een dochtertje kreeg, ging er een knop om. Ik vind het fantastisch. Als ik tien jaar geleden had geweten hoe gaaf het is om vader te zijn, was ik er toen al aan begonnen. Hoe dat kleine meisje denkt, hoe ze kijkt, hoe ze leert. Het enige moment dat die mallemolen van mijn gedachten even stilstaat, is als ik thuis kom en Carmen zie. Die zegt dan: schommel! En dan ga ik met haar de tuin in om te schommelen. Vervolgens loop ik terug naar het huis en dan blijk ik gewoon een half uur van de planeet te zijn geweest. De omgang met haar geeft mij een bepaalde rust, die kun je nergens kopen. Daar kun je niet voor naar een relaxoord. Als Carmen me om half zeven wakker maakt en zegt: ‘Papa, heb je lekker geslapen?’ dan sta ik al naast mijn bed. Het is zo grappig, ze kopieert alles. Van de week zei ze: ‘shit’. Ik schrok me dood. Ik moet wel oppassen wat ik zeg. Dat soort dingen, dan kun je een miljoen krijgen, maar dat geluk is niet te koop.”

Toch is het niet zo dat Tom vaker thuis zou willen zijn. “Ik geniet van dat half uurtje per dag. Het geeft me energie en ik kan nu eenmaal moeilijk ‘nee’ zeggen. Want ik vind alles leuk. Vooral de autosport, die staat nog steeds op nummer één. Daar krijg ik mijn kicks. En een nog grotere als ik ook nog scoor. De waardering die ik daarvoor krijg, is me veel waard.” Het tevreden stellen van sponsors is een noodzakelijk ‘kwaad’ in de autosport. Maar Tom ziet zelfs dat niet als werk. Hij vindt het heerlijk om mensen te laten meeliften op zijn succes. “Het is een groot bad van emoties. Gaat het tijdens een race niet goed, dan merk ik dat aan iedereen, het publiek, de sponsors, zelfs aan journalisten. Die worden gewoon kwaad als het minder gaat. Daaraan merk ik wel dat autosport mijn leven is en voel ik me een lucky motherfucker. Jan Lammers is mijn grote voorbeeld, ik wil ook op mijn 55ste nog racen.”
Als Tom al een racestrategie heeft, dan is het dat hij net iets slimmer wil zijn dan de rest. Zijn laatste WTCC overwinning dankt hij aan zijn opmerkelijke bandenkeuze. Tom: “Tijdens de opwarmronde merkte ik al dat ik het met slicks niet zou redden. Het was niet echt nat, maar ik had geen grip. Toen ik terug kwam in de pits zei ik dat ik achter regenbanden wilde en voor slicks. Ze keken me aan of ik gek was geworden: ‘Dat kan niet, dan raakt de auto uit balans’. Waarop ik zei: ‘Kan niet bestaat niet. En laat het onder controle houden van die auto nou maar aan mij over.’ Ja, ik ben een vechtersbaasje, ik laat de kaas niet van mijn brood eten. Daarom vind ik cupracen ook zo leuk. Je vecht met dezelfde wapens, maar bent vrij om ze net even slimmer te gebruiken. Een fout die veel coureurs wat mij betreft maken is dat ze gaan pochen en kijken naar wat ze allemaal goed doen tijdens een kampioenschap. Dat werkt niet, je moet juist naar je zwakke schakels durven kijken en die versterken.”

Gevraagd naar de zwakke schakels in Toms leven, zegt hij: “Ik ben rommelig voor anderen. Ik denk snel, praat veel en ga ervan uit dat anderen me begrijpen. Dat is vaak niet zo. Ik moet erop letten dat anderen ook aan het woord komen, dat ik luister. Zodoende heb ik wel eens aanvaringen, bijvoorbeeld met Paulien, mijn zakenpartner Marc Koster of met Tim. Allemaal niet erg. Maar een tijdje geleden kwam een maatje met een hele waslijst tekortkomingen van mij. De klachten varieerden van dat ik in zijn bed ben gaan liggen tijdens de 24 uur van Le Mans tot dat laatste slavinkje dat ik voor zijn neus weg kaapte bij het buffet. Ik ben toen met hem gaan zitten en we hebben het uitgesproken. In de dagen daarna ben ik wel even gaan nadenken: maak ik er dan zo’n teringzooi van? De conclusie was ‘nee’, maar ik ben wel aan het leren om wat meer rekening met anderen te houden. Dat lukt niet altijd, maar het is absoluut niet ‘my way or the highway.’ Daar ben ik dan weer te aardig voor.”

3 Comments on “Tom Coronel: ‘Van alleen maar racen raak ik hersendood’.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

*